Oorsprong van "Van Cammeren"

       

In de genealogische bronnen van de familie vindt men Van Cammeren gespeld met het voorvoegsel “van”, “van de” of “ver”,  met enkele of dubbele M (Cammeren, Cameren, Camere), aan elkaar of van elkaar geschreven (Vancammeren, Vercammeren), het tweede deel verkort tot cammen, (Vander Cammen, Vercammen) of zelfs Verkemmeren, naargelang de fonetiek van diegene die de geboorte aangaf of het doopsel begeleidde.

Het Middelnederlands Woordenboek van wijlen Dr. E. Verwijs legt uit dat “cammer” staat voor brouwer en cam (kam, kamme), naast brouwerij ook verwijst naar “een ijzer dat op een kam gelijkt om er de brouwketel aan te hangen”. De meeste pachthoven hadden een “camme”, een plaats waar men het bier brouwde.

Het Woordenboek der Familienamen in België van F. Debrabandere vermeldt deze variant en noemt ook “camme” in de betekenis van brouwerij als de oorsprong.

De bronnen voor familienamen verwijzen voor “Vander Cameren” ook naar “Ter Kameren”, de abdij in Elsene (Brussel) opgericht rond 1200, waar een zekere Vrouwe Gisčle, benedictine uit Brussel, de cisterciënzerregel wilde volgen. Zij stootte op felle tegenstand vanwege het kapittel van Sint-Goedele en deed beroep op de monniken van Villers om haar te steunen. Zij kreeg uiteindelijk haar zin dankzij Hendrik I, hertog van Neder-Lotharingen, die haar toestond een terrein aan te kopen in het Zoniënwoud, aan de voet van de bron van de Maalbeek. Een jaar later werd de cisterciënzerabdij opgericht en later ingezegend door Jan III van Bethune, bisschop van Cambrai.
Kamerijk was een aartsbisdom sinds de 6de eeuw hetwelk bezittingen had tot in Noord Brabant o.a. in Kontich. Wat de oorsprong van de naam van de abdij betreft, die zou komen van de kamer in Nazareth waar de moeder van Christus woonde (Camera Beatae Mariae) en zou ook worden verklaard door de Maria-cultus die de kloosterorde aankleefde.
Een minder “vrome” uitleg zou kunnen zijn dat het simpelweg een afleiding is van Kamerijk, Nederlands voor Cambrai.

De familienaam “Van der Camere(n)” is begin 14de eeuw aanwezig in de omgeving van Gent en een eeuw later in Antwerpen, Kontich, Breda en Noord-Brabant (Moergestel NL) waar de abdij Ter Kameren een uithof had in Giesbergen (thans een gehucht van Uden NL).
Een tak van die familie bezat een wapenschild waarop een druiventros stond afgebeeld in lazuur en sinopel op een veld van zilver. Dit schild zou kunnen toebehoren aan de familietak uit Merelbeke, dewelke het domein van Merelbeke bezat van de 14de tot de 18de eeuw. Wijnbouw was eerder al algemeen verspreid in het Gentse. Zo wordt Gent in de 12de eeuw door een Arabier reeds omschreven als zijnde omringd door wijngaarden, boomgaarden en rijke akkers (zie DE BUCK, R. - Van wijn in Gent tot Gent in wording).