In de
vroegste tijden was België bewoond door
Keltische stammen. Zeeën en rivieren waren de natuurlijke grenzen van
hun territorium.
De Romeinen bezetten onze streken en brachten de "klassieke cultuur" tot bij
ons.
Het
hoogtepunt van cultuurvermenging in onze streken was de
Volksverhuizing van Saksen, Friezen en Franken tussen de 3de
en 5de eeuw. Vanaf
358 staken
Salische Franken de Rijn over en kwamen onze streek binnen via De Kempen
(Taxandrië).
In de 7de
eeuw ontstaan de parochies en werden er kerken, basilieken en abdijen
gebouwd die een invloed hadden op de leefgewoontes. De landbouweconomie
bloeide.
Omstreeks 800 ontstond er een
taalgrens die van West naar Oost liep met Germaans in het Noorden en
Romaans in het Zuiden.
De
politieke, culturele en economische centra van het Nederlandstalige gebied
waren in de middeleeuwen het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant,
onder de regering van Floris V ook het graafschap Holland. Vlaanderen (West-,
Oost-, Zeeuws- en Frans-Vlaanderen) was uit enkele
Karolingische gebieden ontstaan en behoorde in de middeleeuwen tot de
Franse kroon. In dit gebied lagen rijke industriesteden zoals Gent, Brugge
en Ieper, die veel macht hadden en waar onder de bewoners een uitgebreid
cultureel leven heerste.
In de 11e en aan het begin van de 12e eeuw stond
Europa sterk onder de indruk van de
kruistochten, die van de hele Europese adel als wedstrijd van de
verschillende nationaliteiten gevoerd werden, om het “heilige land
Palestina” voor de islamitische beheersing te “redden”.
De handel
tussen de steden en gewesten nam toe en daarmee natuurlijk ook het contact
tussen de bewoners van verschillende gewesten. In de 13de eeuw
nam de politieke eenheid van de Nederlandstalige gewesten toe.
De 14e
en 15e eeuw stonden onder de indruk van de opkomende crisis en de
economische stagnatie. Misoogsten en fatale ziektes zoals de pest eisten
talrijke mensenleven.
Vanaf de
15e eeuw was Antwerpen het economische centrum van de
Nederlanden. In cultureel opzicht behoorden de Nederlanden in de 16e
eeuw tot de top van Europa. Daarna kwam er weer verval.
Er waren
economische problemen zoals misoogsten, lage lonen en het Engelse
handelsembargo. Tevens werden de nieuwe religieuze stromingen steeds
belangrijker.
De
tachtigjarige oorlog (1568-1648) was een dieptepunt. Als gevolg van deze
conflicten emigreerden steeds meer mensen uit het Zuiden. Veel
gekwalificeerde ambachtslieden, kooplui, intellectuelen en kunstenaars
verlieten hun woonplaats in het Zuiden en verhuisden naar het Noorden.
De Vrede
van Utrecht (1713) bepaalde dat de
Zuidelijke Nederlanden bij Oostenrijk kwamen. Na de
Franse Strijd besliste het
Congres van
Wenen in 1815 deze gebieden onderdeel van het Verenigd Koninkrijk der
Nederlanden te maken om een sterke bufferstaat tegen Frankrijk te vormen.
De
Nederlandse Tijd deed België goed. De heropening van de Schelde en het
Oost-Indische afzetgebied deden de totale economie exponentieel toenemen.
Gent was op het einde van de jaren 1820 dé textielhoofdstad van het Europese
continent met 30.000 goedbetaalde arbeiders. De haventrafiek in Antwerpen
was gestegen van 585 schepen en 65.000 ton in 1819 tot 1028 schepen en
129.000 ton in 1829.
Koning
Willem I slaagde er evenwel niet in om het sinds 1585 langzaam ontstane
nationaal –godsdienstig antagonisme te overwinnen en een nieuw overkoepelend
bewustzijn te scheppen tussen Belgen en Nederlanders. De
Belgische revolutie in 1830 leidde tot de Belgische onafhankelijkheid en
erkenning ervan door Nederland in 1839.