De mens at van oudsher
wat de natuur hem verschafte aan gevogelte, vis, vlees, vruchten, wortels
en gewassen en verhuisde steeds naar de plaatsen waar het gemakkelijk te
verkrijgen was.
10.000 jaar geleden
begon men in het Nabije Oosten het eerste graan te verbouwen en dieren te
temmen voor melk, vlees en hulp bij het werk. Daardoor bond de mens zich
vaster aan één plek.
2000 jaar later
migreerden de eerste landbouwnederzettingen naar het aangrenzende Europa.
Dit fenomeen verspreide snel (1,5 km/jaar) naar het Westen, over de
vruchtbare delen, om ca. 4000 VC de Britse eilanden te bereiken. Via het
dal van de Vardar naar de Balkan en het Doneaugebied.
Resten van bewoning
van enkele milleniums voor onze jaarrekening zijn gevonden in Haspengouw,
de Kempen, de Leemstreek en de Maasvallei. Het waren Keltische dorpen met
voornamelijk een landbouweconomie en handwerknijverheid.
Men kende reeds de
techniek van het broodbakken met meel van tarwe en rogge, fijngewreven met
een steen.
De eerste dorpen
bestonden uit vierkante, lemen woningen met een zelfde indeling van kook-,
stook- en slaapplaatsen, later werden ook houten huizen gebouwd. De
dorpelingen van de Balkan en Griekenland gebruikten omstreeks 5.500 VC
reeds aarden potten. Ze hadden schapen, verbouwden tarwe en groenten (o.a.
linzen) en bleven soms honderden jaren in dezelfde buurt (water en
vruchtbare grond). Alhoewel ze een stenen bijl gebruikten ontgonnen ze
slechts gebied in de nabijheid van rivieren. Via die rivieren migreerde ze
naar meer Westelijke en Noordelijke gebieden.
Welvarende
dorpsbewoners dreven handel en maakten werktuigen en decoratieve
voorwerpen en ontgonnen de daarvoor nodige grondstoffen (ontstaan van
metaalbewerkers).
Parallel aan de agrarische beschaving
waren er nog steeds volkeren die leefden van voedselverzameling, jacht en
visvangst. Deze leefden vooral in de wouden aan de rand van de vlakten.
De volkeren van Europa
benoorden de Alpen groeiden ook snel aan en de randgebieden van de
vruchtbare vlakten en zwaardere grond moesten worden ontgonnen. De
techniek van de ijzerbewerking verspreidde zich snel.
Rond 1000 VC zwermden zij verder uit en
groeiden uit tot 4 grote historische volkeren: in het Westen de Kelten,
het noorden de Slaven, het Zuiden de Italisch sprekende volkeren en in het
Zuidoosten de Illiërs.
De Kelten breidden hun
territorium uit naar het Westen ten koste van andere volkeren onder andere
de Germanen en bezetten quasi volledig het huidige Frankrijk, België en
een stuk van Nederland tot aan de Rijn. Rond 450 VC trokken zij naar
Engeland en ook naar het Zuiden (in 390 VC vielen ze Rome aan). Maar de
Kelten waren het eerste volk uit de gematigde streken dat door de Romeinen
onderworpen werd. Gallië was eind 2de eeuw VC een Romeinse
provincie.
De Keltische
jaarcyclus was gebaseerd op de zonnebeweging en de relatie van de
krachtbron met het alledaagse, natuurgebonden, agrarische werk- en
leefritme.
De jaarlijkse hoogfeesten die aldus ontstonden waren de volgende:
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
1
november
Samain: “De
Kelten rekenen in nachten en in winters” schreef Julius Caesar. Ze
lieten hun dagen beginnen na zonsondergang en hun winter startte met
Samhain, het begin van de nieuwe ronde van het jaarwiel.
De zielen van de doden kregen in de nacht van 31 oktober op 1 november van
de goden toestemming naar de aarde terug te keren; zowel de goede als de
kwade geesten. Om hun angst tegen te gaan, troffen de Kelten maatregelen.
Zo stookten ze grote vuren op de heuveltoppen om de kwade geesten te
verjagen en brachten ze offers om alle onvriendelijke goden gunstig te
stemmen. Ook droegen ze dierenhuiden en maskers om de kwade geesten te
misleiden. Tegelijkertijd wilden de Kelten de familiegeesten op een
vriendelijke manier verwelkomen en zoet houden. Daarom zetten ze bieten en
anders veldgewas buiten. Ze sneden ook lampen uit suikerbieten die ze
rondom het huis plaatsten. Tot in onze tijd zijn van deze gewoonten nog
sporen aanwijsbaar, denk aan de pompoenen en verkleedpartijen.
|
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
21
december:
winterzonnewende. De dagen beginnen terug te lengen. De Germanen
hielden hun
Joelfeest
hetwelk 12 dagen duurde.
|
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
1
februari:
Imbolc werd
traditioneel in verband gebracht met de zoogtijd van de ooien, die spoedig
zouden gaan lammeren. Dit kon in de praktijk twee weken voor of na het
begin van Februari gebeuren.
|
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
21
maart: lente-equinox. Nacht en dag duren even lang.
|
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
1 mei:
Beltain.
Oorspronkelijk was het feest kennelijk een reinigingsritueel
waarbij mensen en vee symbolisch tussen vuren werden geleid (beltene
is "fel vuur" in het Oud-Iers) zodat hun ongerechtigheden zouden
verdwijnen en de nieuwe groei een zuiver begin kon hebben, vrij van zonde
en ziekte. In die vorm is het tot in christelijke tijden blijven
voortbestaan.
|
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
21 juni:
zomerzonnewende. De dagen beginnen terug te korten.
|
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
1
augustus:
Lugnasa. Men
viert de overvloed van de natuur.
|
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
21
september: herfstequinox. Nacht en dag duren even lang.
|
De strategische
zonnestanden werden in oost-west positie gezien. Die punten werden dus
links en rechts als een diagonaal kruis ingevuld. Vanuit die vier
kardinale zonnestanden bepaalden de Kelten hun vier hoogfeesten door
middel van het getal 40. Samain situeert zich 40 dagen na de herfstequinox,
Imbolc 40 dagen na de winterzonnewende etc. Dit getal 40 is geen lukraak
getal. Van oudsher kleefde er universeel een zuiveringsaspect aan, een
betekenis van "voltooide voorbereiding". Niet alleen in onze prehistorie
gold die opvatting. Egyptenaren en Mesopotamiërs hanteerden ze in dezelfde
betekenis. Misschien moet in het natuurlijke gebeuren een logica hiervoor
worden gezien.
De situering van de Keltische hoogfeesten berustte dus op betekenisvolle
gronden. Niet de vier kardinale zonnestanden, maar wel de daarvan
afgeleide hoogfeesten vormden de markeringspunten van de vier
jaarkwartieren. Elk hoogfeest duurde een periode van tien à elf dagen,
waarna een tijd van weer 40 dagen leidde naar de volgende cruciale
zonnestand. De Keltische jaarindeling werd eeuwenlang gesymboliseerd door
het Keltische kruis en het achtspakige wiel. Dit wiel is een zeer oud
symbool dat bij de Romeinen onder meer werd toegekend aan de hemelgod
Jupiter. De mogelijke oorsprong ervan moet worden gezocht in het Verre
Oosten, waar we het terugvinden in India en China.
|
![](cavetaur.jpg)
Rotstekening - oorsprong onbekend
Dat
ook hier, zoals in de etmaalcurve, een werkelijk aards bioritme werd
gevolgd is duidelijk. Immers, met 1 november is al het agrarische werk
afgehandeld. Plant, dier en mens belanden in een periode van rust. De
vrouwen werken en spinnen binnenshuis. Vanaf 1 februari beginnen het
natuurlijke leven en de agrarische activiteit stilaan opnieuw. Vanaf 1 mei
ontplooit het natuurlijke gebeuren en de menselijke (agrarische)
activiteit zich helemaal en klimt op naar het rijpingshoogtepunt 1
augustus. Hierna gaat elk natuurlijk groeiproces en elk boerenkarwei naar
de voltooiing. De oogst wordt binnengehaald, het fruit wordt geplukt en
het rustpunt van 1 november is opnieuw bereikt.
Archeologische vondsten op sites
waar onze voorouders woonden en de analyses van o.a. de maaginhoud van veenlijken tonen aan dat deze
prehistorische voorouders reeds behoorlijk wat ingrediënten konden
aanspreken voor hun dagelijkse voeding. Ze geven tevens ook een inzicht in
hun kooktechnieken.
De
grootste hobby van de Kelten was vechten maar als de strijd gedaan was
ging men dagenlang feesten. Helden werden beloond met de beste stukken
vlees, een bout gebraden everzwijn of een biggetje (het heldendeel).
De
Keltische adel dronk wijn uit Italië of Frankrijk (Marseille). De rest
moest het doen met tarwebier met honing bereid (mede).
Buiten de jacht en visvangst fokten ze schapen, runderen en varkens en
bewerkten het land. Gezouten varkenvlees was reeds een exportartikel.
Voornaamste
ingrediënten:
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Melk,
honing, zout, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Kalf,
rund, varken, schaap, geit, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Gerst, rogge, haver, koren, bonen, linzen, erwten, rapen, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Wilde
zaden, bessen, vruchten, kruiden, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Everzwijn,
beer, hert, bever, wolf, haas, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Zeehond,
wijting, zeebaars, pladijs, paling, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Snoek,
karper, brasem, katvis, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Eend,
gans, patrijs, reiger, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Zeeslakken. |
Bereidingen:
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Van
melk afgeleide producten
zoals boter en harde kazen, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Brood
waarbij men gistend bier gebruikte als rijsmiddel, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Bier, |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Worst: men vulde ingewanden zoals maag en blaas met ingrediënten die dan
vervolgens werden gekookt of gebakken. |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Gezouten,
gedroogde
en gerookte producten. |
Kooktechnieken:
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Putkoken: een put in waterdichte kleigrond of een houten trog werd met
water gevuld en vervolgens werden er heet gestookte rotsbrokken ingelegd
tot het water kookte, daarna werden de ingrediënten erin gebracht en van
tijd tot tijd voldoende hete stenen toegevoegd om het water aan de kook
te houden.
De techniek had het voordeel dat het vuur vrij bleef om te roosteren of
om zich aan te warmen.
De ingrediënten werden soms verpakt in kruiden, grassen of bladeren en
vermoedelijk werd het kookvocht dan ook gegeten. |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Roosteren:
boven open vuur of kolen al dan niet aan een natte houten tak die als spit
fungeerde |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Kleibakken: de ingrediënten
(vooral gevogelte of vis) werden volledig ingepakt in klei en dat
pakket werd in het open vuur gebakken, vervolgens werd de gebakken
kleikorst gebroken en kon de inhoud worden genuttigd. |
![bullet](_themes/satin/bull1_satin.gif) |
Bakkersoven:
het "basismodel" met ovenvloer en koepel bestaat al minstens 4000 jaar.
In onze streken werden in de nederzettingen uit de Bronstijd (4000 tot
2800 jaar geleden) en de IJzertijd (2800 tot circa 2000 jaar geleden)
sporen teruggevonden van bakovens binnenin de huizen. Van de vorm en het
uitzicht van deze bakovens weten we alleen dat ze een cirkelvormig
grondplan hadden met een doorsnede van minder dan een meter. Er wordt
algemeen aangenomen dat deze ovens gebruikt werden om brood te bakken.
In de huizen werden namelijk maalstenen en verkoolde graankorrels
teruggevonden. Dat de "Oude Belgen" zo'n 2000 jaar geleden brood bakten
weten we zeker. De Romeinse geschiedschrijvers hebben hierover namelijk
gewag gemaakt in hun reisverslagen. In het Oude Gallië bakte men platte
broden van gierst, haver en gerst. |
|