Home Up Inhoud Nieuws

 Oude Tijden
 

België
Culinaire Evolutie
Oude Eenheden
Referenties
Recepten

De Oude Tijden worden beschouwd tot aan de Romeinse bezetting van onze streken in 57VC.

De mens at van oudsher wat de natuur hem verschafte aan gevogelte, vis, vlees, vruchten, wortels en gewassen en verhuisde steeds naar de plaatsen waar het gemakkelijk te verkrijgen was.

10.000 jaar geleden begon men in het Nabije Oosten het eerste graan te verbouwen en dieren te temmen voor melk, vlees en hulp bij het werk. Daardoor bond de mens zich vaster aan één plek.

2000 jaar later migreerden de eerste landbouwnederzettingen naar het aangrenzende Europa. Dit fenomeen verspreide snel (1,5 km/jaar)  naar het Westen, over de vruchtbare delen, om ca. 4000 VC de Britse eilanden te bereiken. Via het dal van de Vardar naar de  Balkan en het Doneaugebied.

Resten van bewoning van enkele milleniums voor onze jaarrekening zijn gevonden in Haspengouw, de Kempen, de Leemstreek en de Maasvallei. Het waren Keltische dorpen met voornamelijk een landbouweconomie en handwerknijverheid.

Men kende reeds de techniek van het broodbakken met meel van tarwe en rogge, fijngewreven met een steen.

De eerste dorpen bestonden uit vierkante, lemen woningen met een zelfde indeling van kook-, stook- en slaapplaatsen, later werden ook houten huizen gebouwd.  De dorpelingen van de Balkan en Griekenland gebruikten omstreeks 5.500 VC reeds aarden potten. Ze hadden schapen, verbouwden tarwe en groenten (o.a. linzen) en bleven soms honderden jaren in dezelfde buurt (water en vruchtbare grond). Alhoewel ze een stenen bijl gebruikten ontgonnen ze slechts gebied in de nabijheid van rivieren. Via die rivieren migreerde ze naar meer Westelijke en Noordelijke gebieden. 

Welvarende dorpsbewoners dreven handel en maakten werktuigen en decoratieve voorwerpen en ontgonnen de daarvoor nodige grondstoffen (ontstaan van metaalbewerkers).

Parallel aan de agrarische beschaving waren er nog steeds volkeren die leefden van voedselverzameling, jacht en visvangst. Deze leefden vooral in de wouden aan de rand van de vlakten.

De volkeren van Europa benoorden de Alpen groeiden ook snel aan en de randgebieden van de vruchtbare vlakten en zwaardere grond moesten worden ontgonnen. De techniek van de ijzerbewerking verspreidde zich snel. 

Rond 1000 VC  zwermden zij verder uit en groeiden uit tot 4 grote historische volkeren: in het Westen de Kelten, het noorden de Slaven, het Zuiden de Italisch sprekende volkeren en in het Zuidoosten de Illiërs.

De Kelten breidden hun territorium uit naar het Westen ten koste van andere volkeren onder andere de Germanen en bezetten quasi volledig het huidige Frankrijk, België en een stuk van Nederland tot aan de Rijn. Rond 450 VC trokken zij naar Engeland en ook naar het Zuiden (in 390 VC vielen ze Rome aan). Maar de Kelten waren het eerste volk uit de gematigde streken dat door de Romeinen onderworpen werd. Gallië was eind 2de eeuw VC een Romeinse provincie.

De Keltische jaarcyclus was gebaseerd op de zonnebeweging en de relatie van de krachtbron met het alledaagse, natuurgebonden, agrarische werk- en leefritme.

De jaarlijkse hoogfeesten die aldus ontstonden waren de volgende:

bullet

1 november Samain: “De Kelten rekenen in nachten en in winters” schreef Julius Caesar. Ze lieten hun dagen beginnen na zonsondergang en hun winter startte met Samhain, het begin van de nieuwe ronde van het jaarwiel.
De zielen van de doden kregen in de nacht van 31 oktober op 1 november van de goden toestemming naar de aarde terug te keren; zowel de goede als de kwade geesten. Om hun angst tegen te gaan, troffen de Kelten maatregelen. Zo stookten ze grote vuren op de heuveltoppen om de kwade geesten te verjagen en brachten ze offers om alle onvriendelijke goden gunstig te stemmen. Ook droegen ze dierenhuiden en maskers om de kwade geesten te misleiden. Tegelijkertijd wilden de Kelten de familiegeesten op een vriendelijke manier verwelkomen en zoet houden. Daarom zetten ze bieten en anders veldgewas buiten. Ze sneden ook lampen uit suikerbieten die ze rondom het huis plaatsten. Tot in onze tijd zijn van deze gewoonten nog sporen aanwijsbaar, denk aan de pompoenen en verkleedpartijen.

bullet

21 december: winterzonnewende. De dagen beginnen terug te lengen. De Germanen hielden hun Joelfeest hetwelk 12 dagen duurde.

bullet

1 februari: Imbolc werd traditioneel in verband gebracht met de zoogtijd van de ooien, die spoedig zouden gaan lammeren. Dit kon in de praktijk twee weken voor of na het begin van Februari gebeuren.

bullet

21 maart: lente-equinox. Nacht en dag duren even lang.

bullet

1 mei: Beltain. Oorspronkelijk was het feest kennelijk een reinigingsritueel waarbij mensen en vee symbolisch tussen vuren werden geleid (beltene is "fel vuur" in het Oud-Iers) zodat hun ongerechtigheden zouden verdwijnen en de nieuwe groei een zuiver begin kon hebben, vrij van zonde en ziekte. In die vorm is het tot in christelijke tijden blijven voortbestaan.

bullet

21 juni: zomerzonnewende. De dagen beginnen terug te korten.

bullet

1 augustus: Lugnasa. Men viert de overvloed van de natuur.

bullet

21 september: herfstequinox. Nacht en dag duren even lang.

De strategische zonnestanden werden in oost-west positie gezien. Die punten werden dus links en rechts als een diagonaal kruis ingevuld. Vanuit die vier kardinale zonnestanden bepaalden de Kelten hun vier hoogfeesten door middel van het getal 40. Samain situeert zich 40 dagen na de herfstequinox, Imbolc 40 dagen na de winterzonnewende etc. Dit getal 40 is geen lukraak getal. Van oudsher kleefde er universeel een zuiveringsaspect aan, een betekenis van "voltooide voorbereiding". Niet alleen in onze prehistorie gold die opvatting. Egyptenaren en Mesopotamiërs hanteerden ze in dezelfde betekenis. Misschien moet in het natuurlijke gebeuren een logica hiervoor worden gezien.

De situering van de Keltische hoogfeesten berustte dus op betekenisvolle gronden. Niet de vier kardinale zonnestanden, maar wel de daarvan afgeleide hoogfeesten vormden de markeringspunten van de vier jaarkwartieren. Elk hoogfeest duurde een periode van tien à elf dagen, waarna een tijd van weer 40 dagen leidde naar de volgende cruciale zonnestand. De Keltische jaarindeling werd eeuwenlang gesymboliseerd door het Keltische kruis en het achtspakige wiel. Dit wiel is een zeer oud symbool dat bij de Romeinen onder meer werd toegekend aan de hemelgod Jupiter. De mogelijke oorsprong ervan moet worden gezocht in het Verre Oosten, waar we het terugvinden in India en China.


Rotstekening - oorsprong onbekend

Dat ook hier, zoals in de etmaalcurve, een werkelijk aards bioritme werd gevolgd is duidelijk. Immers, met 1 november is al het agrarische werk afgehandeld. Plant, dier en mens belanden in een periode van rust. De vrouwen werken en spinnen binnenshuis. Vanaf 1 februari beginnen het natuurlijke leven en de agrarische activiteit stilaan opnieuw. Vanaf 1 mei ontplooit het natuurlijke gebeuren en de menselijke (agrarische) activiteit zich helemaal en klimt op naar het rijpingshoogtepunt 1 augustus. Hierna gaat elk natuurlijk groeiproces en elk boerenkarwei naar de voltooiing. De oogst wordt binnengehaald, het fruit wordt geplukt en het rustpunt van 1 november is opnieuw bereikt.

Archeologische vondsten op sites waar onze voorouders woonden en de analyses van o.a. de maaginhoud van veenlijken tonen aan dat deze prehistorische voorouders reeds behoorlijk wat ingrediënten konden aanspreken voor hun dagelijkse voeding. Ze geven tevens ook een inzicht in hun kooktechnieken.

De grootste hobby van de Kelten was vechten maar als de strijd gedaan was ging men dagenlang feesten. Helden werden beloond met de beste stukken vlees, een bout gebraden everzwijn of een biggetje (het heldendeel).

De Keltische adel dronk wijn uit Italië of Frankrijk (Marseille). De rest moest het doen met tarwebier met honing bereid (mede). Buiten de jacht en visvangst fokten ze schapen, runderen en varkens en bewerkten het land. Gezouten varkenvlees was reeds een exportartikel.

Voornaamste ingrediënten:

bullet

Melk, honing, zout,

bullet

Kalf, rund, varken, schaap, geit,

bullet

Gerst, rogge, haver, koren, bonen, linzen, erwten, rapen,

bullet

Wilde zaden, bessen, vruchten, kruiden,

bullet

Everzwijn, beer, hert, bever, wolf, haas,

bullet

Zeehond, wijting, zeebaars, pladijs, paling,

bullet

Snoek, karper, brasem, katvis,

bullet

Eend, gans, patrijs, reiger,

bullet

Zeeslakken.

Bereidingen:

bullet

Van melk afgeleide producten zoals boter en harde kazen,

bullet

Brood waarbij men gistend bier gebruikte als rijsmiddel,

bullet

Bier,

bullet

Worst: men vulde ingewanden zoals maag en blaas met ingrediënten die dan vervolgens werden gekookt of gebakken.

bullet

Gezouten, gedroogde en gerookte producten.

Kooktechnieken:

bullet

Putkoken: een put in waterdichte kleigrond of een houten trog werd met water gevuld en vervolgens werden er heet gestookte rotsbrokken ingelegd tot het water kookte, daarna werden de ingrediënten erin gebracht en van tijd tot tijd voldoende hete stenen toegevoegd om het water aan de kook te houden.
De techniek had het voordeel dat het vuur vrij bleef om te roosteren of om zich aan te warmen.
De ingrediënten werden soms verpakt in kruiden, grassen of bladeren en vermoedelijk werd het kookvocht dan ook gegeten.

bullet

Roosteren: boven open vuur of kolen al dan niet aan een natte houten tak die als spit fungeerde

bullet

Kleibakken: de ingrediënten (vooral gevogelte of vis) werden volledig ingepakt in klei en dat pakket werd in het open vuur gebakken, vervolgens werd de gebakken kleikorst gebroken en kon de inhoud worden genuttigd.

bullet

Bakkersoven: het "basismodel" met ovenvloer en koepel bestaat al minstens 4000 jaar. In onze streken werden in de nederzettingen uit de Bronstijd (4000 tot 2800 jaar geleden) en de IJzertijd (2800 tot circa 2000 jaar geleden) sporen teruggevonden van bakovens binnenin de huizen. Van de vorm en het uitzicht van deze bakovens weten we alleen dat ze een cirkelvormig grondplan hadden met een doorsnede van minder dan een meter. Er wordt algemeen aangenomen dat deze ovens gebruikt werden om brood te bakken. In de huizen werden namelijk maalstenen en verkoolde graankorrels teruggevonden. Dat de "Oude Belgen" zo'n 2000 jaar geleden brood bakten weten we zeker. De Romeinse geschiedschrijvers hebben hierover namelijk gewag gemaakt in hun reisverslagen. In het Oude Gallië bakte men platte broden van gierst, haver en gerst.

 

Culinaire teksten uit onze streken
 
bullet Geen

 

Interessante links (P=portaal)

bullet Culinary History Timeline
bullet The Food Timeline
bullet Koken zoals in de Ijzertijd
 

Voor vragen of opmerkingen contacteer willy@vancammeren.be    -    Laatst bijgewerkt op 03/07/2008