Ceasar gaf de
Belgen hun naam (Belgae) en hun gebied werd ingelijfd bij Gallië. Er trad
romanisering op maar de sociale structuren werden behouden. Wegen werden
aangelegd die de contacten tussen culturen bevorderden.
Landbouw- en
ambachtelijke producten werden geëxporteerd naar grote Romeinse kolonies
zoals Trier en Keulen en er was handel met Italië. Vissersdorpen
ontstonden, zoutwinning, houtkap, kolen-, kalksteen-, zink- en
textielnijverheid groeiden gestaag.
Het Romeinse Rijk was niet alleen belangrijk als
doorgeefluik van de "klassieke cultuur" aan het barbaarse Westen, maar
ook vanwege zijn bijdrage op het gebied van wetgeving en bestuur. Na 395
was er sprake van een Westromeins Rijk dat vanuit Ravenna werd bestuurd en
een Oostromeins Rijk dat vanuit Constantinopel werd geregeerd. De Romeinen
namen veel over van de onderworpen Etrusken en Grieken, maar brachten
alles samen binnen een geheel eigen en zeer specifieke beschaving. De
bloeiperiode valt samen met de vroege keizertijd (vanaf 27 VC). Talloze
bouwwerken en systemen werden aangelegd, o.m. thermen, aquaducten en
amfitheaters.
Er was een eenheidsmunt over het ganse Romeinse Rijk en
landbouw, nijverheid en de handel in de producten ervan voorzagen in de
levensbehoeften van de bevolking. Linnen, zijde, wollen stoffen, papyrus,
wijn, olie, peper en specerijen werden druk verhandeld en verfijnden de
levenskwaliteit van de Europese bevolking.
Men gebruikte spelt,
erwten, look, prei, munt, bonenkruid, siroop van vijgen en ingekookte
most. Men kende reeds de zeebeschuit (Panis Nauticus of bis coctus = 2 x
gebakken).
Daar waar de Keltische
maaltijd meestal bestond uit één gerecht voor de ganse familie brachten de
Romeinen de driegangen maaltijd naar onze streken: gustus (smaakmaker),
cēna (maaltijd) en secunda mēnsa
(dessert).
Andere namen voor de gustus zijn antecēna en prōmulsis, dit laatste
afgeleid van de drank die men daarbij meestal dronk (mulsum= mengsel van 4
delen wijn en 1 deel honing).
De cēna bestond uit verschillende gerechten (mēnsa prīma,
altera, tertia, etc.) van vlees, vis, gevogelte en groenten.
De secunda mēnsa sloot de maaltijd af: gebakjes en
andere zoetigheden, fruit en noten al dan niet opgelegd. Pas dan begon men
wijn naar believen te drinken.
De Romeinen mengden steeds wijn met
water met meer water dan wijn. Ze kenden ook cider en andere fruitwijnen.
|
Tekening op vaas - oorsprong onbekend
In 117 bereikte het
Roomse Keizerrijk zijn grootste omvang, daarna werd Europa
achtereenvolgens bezet door verschillende volksstammen: in 238 invallen
van de Goten, 370 de Hunnen voor het eerst in Europa, 406 Vandalen vallen
plunderend en verwoestend Gallië en Spanje (409) binnen, 418 Visigoten in
Aquitanië, 443 Bourgondiêrs vestigen zich in Savoie, 493 Ostrogoten in
Griekenland,…
De Salische Franken die regelmatig de
Rijn overstaken om te plunderen vestigden zich in de streek tussen
Nijmegen en de Noordzee omstreeks 296. Zij zakten af naar het huidige
België omstreeks 358.
De ganse Europese bevolking bestond naar
schatting uit 27,5 miljoen mensen, waarvan de helft in Zuid-Europa.
Voornaamste
Romeinse
ingrediënten
die naar onze streken kwamen:
|
Appels, peren, kweeën, pruimen,
kersen, perziken, |
|
Boekweit,
rijst, |
|
Walnoot, hazelnoot, papaver, |
|
Asperges, meloenen, komkommers,
pastinaak, |
|
Komijn, anijs, munt, mosterd,
peterselie, basilicum, bieslook, koriander, dille, marjolein/oregano,
munt, rozemarijn, salie, dragon, tijm, kaneel,
|
|
Olijfolie. |
Nieuwe bereidingen:
|
Garum: een
sterke vissaus (te vergelijken met de hedendaagse Engelse
Worchestershire saus, Thaise Nam Pla of Vietnamese Nuoc Mam) |
Nieuwe kooktechnieken:
| pm |
|